Wanneer je tijdens je werk een ongeval krijgt en daardoor (ernstig) letsel oploopt, doet zich de vraag voor of je werkgever dan aansprakelijk is voor jouw schade. De regels over aansprakelijkheid van de werkgever zijn apart in de wet geregeld. Daarin staat -kort samengevat- dat iedere werkgever ervoor moet zorgen dat zijn medewerkers steeds onder veilige werkomstandigheden en zonder gevaar voor letsel kunnen werken. De werkgever heeft dus een zorgplicht voor de veilige werkomstandigheden van zijn personeel. Die zorgplicht betreft het voorkomen van ongevallen maar ook het voorkomen van beroepsziektes. Daartoe horen ook psychische klachten die zich kunnen ontwikkelen door het werk zoals bij een burn-out en als gevolg van PTSS. Loopt een medewerker tijdens werktijd letselschade op door een ongeval of beroepsziekte dan is de werkgever aansprakelijk en verplicht de schade te vergoeden.
De werknemer heeft in dit kader een stelplicht, dat wil zeggen dat hij aannemelijk moet maken dat hem tijdens het werk een ongeval is overkomen of hij door het werk een beroepsziekte heeft opgelopen en dat hij daardoor schade heeft geleden. Het aannemelijk maken van een ongeval tijdens werktijd is in de regel eenvoudiger dat het aannemelijk maken dat het werk heeft geleid tot psychische klachten of dat zich door het werk een beroepsziekte heeft ontwikkeld. Dat laatste is met name lastiger wanneer de ziekte zich niet meteen uit, maar pas jaren later klachten geeft, bijvoorbeeld als de werkrelatie al lang tot een einde is gekomen. Dan is zelfs aannemelijk maken nog lastig. Onze taak als belangenbehartiger is het om samen met het slachtoffer voor voldoende bewijsstukken te zorgen waarmee hij aan zijn stelplicht kan voldoen.
Wanneer de werknemer het ongeval tijdens werktijd of de beroepsziekte aannemelijk heeft gemaakt, wil dat nog niet zeggen, hetgeen nogal eens wordt gedacht, dat de werkgever dan altijd aansprakelijk is. De werkgever is namelijk niet aansprakelijk wanneer hij kan aantonen dat hij volledig zijn zorgplicht is nagekomen en alles heeft gedaan dat in redelijkheid van hem mocht worden verwacht. Ook is er geen aansprakelijkheid aan de zijde van de werkgever, wanneer hij kan aantonen dat het ongeval in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer. De werkgever moet dat kunnen bewijzen. Heeft er een ongeval plaatsgevonden waarbij iemand aan de lopende band ernstig letsel heeft opgelopen, dan zal hij aannemelijk moeten maken dat er voldoende veiligheidsmaatregelen werden getroffen om het werken met die machine veilig en zonder gevaar voor letsel te laten verlopen. Dat kunnen feitelijke maatregelen zijn zoals het aanbrengen van beschermingsmaterialen of het ter beschikking stellen van veiligheidskleding die tegen het risico van letsel kunnen beschermen. Maar ook het geven van voldoende veiligheidsinstructies en het houden van adequaat toezicht dat de instructies ook worden opgevolgd, is daarbij belangrijk.
Met andere woorden als er een ongeval ontstaat doordat de werkgever onvoldoende toezicht hield op het naleven van gegeven werkinstructies, is hij daarvoor ook verantwoordelijk. Naarmate de werkzaamheden die moeten worden verricht gevaarlijker zijn, zoals bij het werken met een gevaarlijke machine, wordt van de werkgever verwacht dat hij meer maatregelen treft om het gevaar op letsel of gezondheidsklachten te voorkomen.
De werkgever kan dus ook aansprakelijk zijn voor een ziekte die zich tijdens het werk heeft ontwikkeld. Als een medewerker bijvoorbeeld jarenlang werkt met giftige stoffen en hij daardoor een ernstige ziekte ontwikkeld, kan de werkgever daarvoor aansprakelijk zijn. Ik merk uitdrukkelijk op: kán aansprakelijk zijn. Uit de rechtspraak daarover blijkt dat de omstandigheden per geval erg bepalend zijn ter beoordeling van de vraag of de werkgever aansprakelijk is voor een beroepsziekte of niet. Zo is bijvoorbeeld belangrijk of de werkgever bekend was of had moeten zijn met bijzondere risico’s van het werken met chemische stoffen. Was bekend dat zich daardoor bepaalde ziektes kunnen ontwikkelen, dan wordt van de werkgever verwacht dat hij daarop passende maatregelen treft om het ontstaan van die ziektes te voorkomen.
Op basis van de vele rechtspraak die over de werkgeversaansprakelijkheid in de loop der jaren gewezen is, kan worden afgeleid dat de zorgplicht van de werkgever ten opzichte van zijn medewerkers nogal ver gaat. De werknemer wordt redelijk in bescherming genomen wanneer hij letsel door een bedrijfsongeval oploopt.
Is de werkgever aansprakelijk voor een bedrijfsongeval of beroepsziekte, dan is hij dat volledig, zelfs wanneer de werknemer zelf onvoorzichtig of onoplettend is geweest. Met andere woorden, bij ‘eigen schuld’ van de werknemer behoort de werkgever toch de volledige schade te vergoeden.
Bedoeld wordt dan een lichte vorm van eigen schuld zoals niet opletten of door de sleur van werkzaamheden de aandacht er even niet bij houden. Een medewerker die lopende band werk verricht, even niet oplet omdat hij afgeleid wordt door een vrouwelijke collega en vervolgens letsel oploopt omdat hij met zijn arm bekneld is geraakt, krijgt zijn schade toch volledig vergoed ondanks zijn eigen onvoorzichtigheid.
Dat is alleen anders wanneer er sprake is van zodanig roekeloos of bewust zeer onvoorzichtig gedrag, dat gesproken kan worden van grove schuld of opzet aan de zijde van de werknemer. In dat geval is de zal de werknemer zelf zijn schade moeten dragen.
Samengevat kan worden gesteld dat de werkgever een hoge zorgplicht heeft voor de veiligheid en gezondheid van zijn personeel, waardoor hij in veel gevallen aansprakelijk kan worden gesteld wanneer zich tijdens het werk een ongeval voordoet of zich een ziekte ontwikkeld. Dat is echter niet vanzelfsprekend en de werkgever is zeker niet altijd aansprakelijk.
Wordt aansprakelijkheid echter vastgesteld, dan is die volledig. Onvoorzichtig of onoplettend gedrag van de werknemer zelf doet daar niets aan af.
Paul werkt al jaren als voorman in de ploegendienst bij een grote tegelfabriek. Hij weet hoe hij moet werken om de transportbanden die vuil raken met klei, weer schoon te krijgen. Normaal doet hij dat met een collega, maar die avond was het druk en wilde hij snel verder. Hij besloot niet op zijn collega te wachten en al vast te beginnen. Doordat hij alleen was moest hij op een erg onhandige manier de vastgekoekte klei van de transportbanden verwijderen. Hij raakte daardoor op enig moment met zijn arm bekneld in het transportmechaniek. Zijn collega die kort daarna arriveert, treft hem zo aan en slaat alarm maar het is dan al te laat: de arm is al verloren! Toen Paul zijn werkgever aansprakelijk stelde voor zijn zeer ernstige letsel, verweerde zijn werkgever zich met de stelling dat Paul nooit op deze wijze te werk had mogen gaan en dat hij dat als voorwerker ook wist. Hij had moeten wachten op zijn collega, dan was het ongeval niet gebeurd. De rechter was het echter met Paul eens. Die vond dat het Paul niet kon worden verweten dat hij probeerde zijn werk zo snel als mogelijk te doen, mede vanwege de tijdsdruk die er op het werk lag. Bovendien moesten de schoonmaakwerkzaamheden op zo’n onhandige en daarmee onveilige manier worden verricht, dat het risico op ongevallen groot was. De rechter was van mening dat het risico daarvan volledig bij de werkgever moest rusten. Hij wees de aansprakelijkheid dan ook volledig toe.
In dit kader kan nog erop worden gewezen dat onze hoogste rechter, de Hoge Raad, van mening is dat de werkgever ook aansprakelijk kan zijn voor het zich onvoldoende verzekeren tegen bijzondere risico’s waaraan zijn personeel wordt blootgesteld. De gedachte daarachter is dat wanneer een bedrijf een verzekering kan afsluiten die bepaalde aan het werk verbonden risico’s afdekt tegen een betaalbare premie, de werkgever in het belang van zijn personeel ook zo’n verzekering móet afsluiten.
In feite wordt van de werkgever verlangt dat hij de risico’s die verbonden zijn aan het werk, inschat en die risico’s afdekt met een deugdelijke verzekering, zodat een medewerker zijn letselschade (voor een belangrijk deel) vergoed krijgt wanneer dat risico zich voordoet.
Dat klinkt nogal ingewikkeld, ik zal het met een voorbeeld toelichten.
Jan is internationaal vrachtwagenchauffeur en rijdt voor zijn baas duizenden kilometers per week. Op enig moment is hij even in slaap gedoezeld en raakt met zijn truck van de weg. Hij loopt ernstig letsel op en zal nooit meer in zijn truck kunnen rijden. Jan was zelf verantwoordelijk voor het hem overkomen ongeval, zijn werkgever is daar niet aansprakelijk voor. Het blijkt echter mogelijk en ook gebruikelijk door middel van een zogenaamde SVI-verzekering (schadeverzekering inzittenden) dit soort ongevallen te verzekeren waardoor de medewerker ook bij een eenzijdig ongeval zijn schade vergoed kan krijgen.
Jans baas had zo’n verzekering niet afgesloten, ondanks de vrij lage premie die daarmee gemoeid was. En dat werd hem door de rechter aangerekend. Hij had tegen betaalbare premie eenvoudig een SVI verzekering kunnen afsluiten ten behoeve van Jan waardoor die, ondanks dat hij het ongeval zelf had veroorzaakt, toch zijn schade vergoed had kunnen krijgen. Jans baas was dan ook aansprakelijk voor het niet afsluiten van zo’n verzekering.
Het bijzondere is dan dat de schade die Jans baas moet vergoeden, gebaseerd is op de situatie alsof die verzekering toch door hem was afgesloten. In ieder geval kreeg Jan daarmee toch een vergoeding voor het hem tijdens zijn werk overkomen ongeval, al was het gebeurd doordat hijzelf in slaap was gevallen.